De volgende dag nemen wij de lokale bus, een rit van 6 uur om naar onze eindbestemming te komen, nog verder de bergen in. De hele rit rijdt de bus over deels onverharde bergwegen, kronkelend omhoog en omlaag, onderweg mooie berguitzichten. Uiteindelijk komen wij aan in Sagada. Eindelijk frisse lucht en geen uitlaatgassen, de temperatuur is niet meer zo warm, 's avonds fris, lekker de natuur in.
Sagada is een idyllische bergdorpje, overal bergen en vergezichten. De lokale bevolking heeft een vreemde gewoonte, zij hangen de dodenkisten op een steile bergwand. Wij wandelen het dorp uit, opzoek naar de "hanging coffins". In de buurt van Sagada zijn er een paar grotten, Hans gaat met de gids een grot in, ik blijf achter, ben toch beetje bang geworden van het naar beneden klauteren, langs mij rennen 2 Filipijnse jongens op de enge trapjes naar beneden.
De volgende dag maken wij met dezelfde gids een trekking naar de waterval. Eerst lopen wij door de rijstterrassen, zigzagend op de dijkjes naar beneden het dal in, verder klauteren over de rotsen en zie daar, een mooie waterval, het is daar helemaal uitgestorven, wij hebben de waterval voor ons alleen. Eenmaal terug in Sagada begint de spierpijn op te zetten, voor wat hoort wat!